"Voor een gemiddeld honingpotje moet een bij 4,5 miljoen bloemen bezoeken."
Gelukkig doet het beest dat niet allemaal in z’n eentje. Hij krijgt hulp van de rest van de bijenkorf. Al deze bijen vliegen met elkaar de afstand van een rondje om de aarde om het potje honing te vullen.
Bijen maken honing door nectar (een suikerachtige vloeistof) van bloemen in de omgeving te verzamelen. Hierbij kan de bij tot enkele kilometers ver vliegen. Eenmaal bij de bloemen aangekomen, zuigen ze de nectar uit een bloem met hun lange, buisvormige tong. Per vlucht bezoekt een bij doorgaans enkele tientallen tot soms wel honderden bloemen. De nectar wordt tussentijds opgeslagen in de (tweede) maag van de bij, waar het mixt met allerlei enzymen.
Vervolgens vliegt de bij terug naar de bijenkorf of bijenkast en geeft de substantie mond-op-mond door aan een andere bij (dit verklaart waarom men soms beweert dat honing braaksel van de bij is).
De substantie wordt opgeslagen in een bijenraat. Door diverse factoren neemt het vochtgehalte in de nectar langzaam af (van ongeveer 70% vocht tot ruwweg 20%). Wanneer het vochtgehalte is gedaald, is het eindresultaat: honing. Vervolgens plaatsen de bijen een waszegeltje over de hexagonale cel om deze af te sluiten.
In de winter groeien er nauwelijks bloemen. De bijen hebben echter wel nectar (en stuifmeel) nodig om zich te kunnen voeden. Door de honing op te slaan hebben de bijen gedurende de hele winter voldoende gezonde voedingsstoffen, vitaminen en mineralen om te overleven. Bij het bloemenbezoek komt de bij in aanraking met de meeldraden. De stuifmeelkorrels verspreiden zich over het hele lichaam.
De bij veegt de stuifmeelkorrels naar de achterpoten, waar het terecht komt in het pollenkorfje. Bij haar terugkomst deponeert ze het stuifmeel in een cel. Wanneer ze van bloem tot bloem gaat en er van haar lijf stuifmeel op de stamper komt, zorgt ze dus voor de bestuiving.
Als de imker dus de honing weghaalt, moet er een vervanger worden gegeven zodat de bijen de winter doorkomen. Dat is meestal een suikeroplossing die na de zomer aan de bijen gegeven wordt. Daarna laat de imker de bijen met rust, eigenlijk tot het vroege voorjaar.