STRIJKMOLEN D

Rietdekken anno 1627



Over het decken ende vorsten vande

watermolens van de heer huijge waerdt.



De jaarrekeningen van de polder de Heerhugowaard bevatten een schat aan gegevens. Vooral die van de eerste jaren, toen de Alkmaarse Heren veel geld uit gaven om hun polder droog te leggen.

Alles werd opgeschreven ter verantwoording, dus ook alle zaken rondom het rietdekken.

In augustus 1627 dekt Garbrant Pietersz, een rietdekker uit Avenhorn, Strijkmolen D voor veertig gulden. Dat komt op ongeveer 500 euro nu.

Er wordt genoemd 'decken, latten ende vorsten' waarmee men bedoelt dat hij de rietlatten moet aanbrengen, de molen met riet moet dekken en vorstplanken moet aanbrengen. Dat laatste zijn de planken die het bovenste stuk van het riet afwerken; boven aan de romp en op de kap.

Op 10 juni 1627 krijgt Cornelis Sijmonsz Crock, molenaar in de Boekelermeer, tweeëntwintig gulden en acht stuivers (ongeveer 625 euro nu) betaald voor de koop en het vervoeren van riet. Dit riet is bestemd voor de twee strijkmolens die toen net gebouwd waren aan de Nieuwe Vaart. Nu Strijkmolen C en D.

Het gaat om vierenveertig bootladingen riet, per bootlading krijgt hij twee gulden en twee stuivers.

Op deze kaart uit 1635 van Willem Blaeu is te zien hoe ver Cornelis moest varen met zijn schuit vol met riet.